Omgaan met gedachten

ACT wordt nog wel eens vergeleken met CGT, om te begrijpen waar de verschillen en overeenkomsten liggen. ACT maakt onderdeel uit van de CGT familie. Dat maakt dat ACT met CGT vergelijken neer komt op bananen vergelijken met fruit. Toch is het zo dat binnen de CGT familie de tak van de Cognitieve Therapie (CT) wel een wat andere benadering heeft in het omgaan met cognities. Zowel ACT als CT erkennen dat het gedrag van mensen beïnvloed wordt door de manier waarop we denken. Vaak wordt gezegd dat CT zich bezig houdt met het veranderen van de inhoud van gedachten, terwijl ACT zich bezig houdt met de manier waarop mensen zich tot hun gedachten verhouden. Wat bedoelen we daar eigenlijk mee?

De activiteiten van cognitief therapeuten om mensen anders te leren omgaan met hun gedachten krijgen in de literatuur verschillende benamingen, die aanleiding geven tot verwarring en misverstanden. Vaak wordt er gesproken over uitdagen. Dit kan de vorm aannemen van de discussie aangaan. Hoewel dat uitdrukkelijk niet de bedoeling is van CT, is het wel een valkuil. Het woord ‘uitdagen’ roept de connotatie op dat iemand erop gewezen moet worden hoe zijn gedachten verkeerd zijn en inhoudelijk veranderd moeten worden. Wanneer je cognitief therapeuten zoals Tim Beck, zijn dochter Judith of bijvoorbeeld Christine Padesky aan het werk ziet, is dat niet wat je ziet gebeuren. Mensen worden uitgenodigd om informatie, die kan helpen relativeren, of de geloofwaardigheid van belemmerende gedachten vermindert, in ogenschouw te nemen. Dit gebeurt vaak door een socratische dialoog, het stellen van vragen. Cognitief therapeuten lijken daarbij niet te geloven dat belemmerende gedachten voorgoed verdwijnen en vervangen worden door behulpzame gedachten, maar dat iemand toegang krijgt tot helpende gedachten, die zij bewust kan inzetten op moeilijke momenten. De socratische dialoog is gebaseerd op de aanname dat mensen die informatie al tot hun beschikking hebben, maar zich daar niet van bewust zijn. De therapeut richt door de vragen de aandacht van iemand op deze informatie.

Binnen ACT zien we een vergelijkbaar proces wanneer defusie wordt toegepast door stil te staan bij de werkbaarheid van gedachten. Helpt deze gedachte jou om te kunnen bewegen in de richting van je waarde? Hoe werkt deze gedachte uit op jouw gedrag? Dit soort vragen wordt vaak gesteld binnen ACT. De vraag die ACT therapeuten niet zo snel zullen stellen, en die wel meer gangbaar is in CT is de vraag: is deze gedachte waar? Wat is de functie van deze vraag? Je kunt deze vraag opvatten als een vraag naar waarheid. Een waarheid die bestaat en ontdekt moet worden. Maar het kan ook gaan over inconsistentie. Wanneer iemand bijvoorbeeld ervan overtuigd is dat niemand van hem houdt, terwijl hij kinderen heeft die zeggen dat ze van hem houden, kan een gesprek gevoerd worden over de inconsistentie van zijn uitspraken: ze kloppen niet met elkaar. Dit is een krachtig instrument, dat mensen kan helpen de geloofwaardigheid van gedachten te veranderen. Binnen ACT wordt minder gebruik gemaakt van inconsistentie als instrument van verandering. Wel wordt gewerkt met het verbreden van het perspectief. In het bovenstaande voorbeeld zou het perspectief van de kinderen geplaatst kunnen worden naast het perspectief van de persoon zelf. Het ene perspectief hoeft niet meer of minder waar te zijn dan het andere, ze kunnen naast elkaar bestaan. Dit draagt bij aan psychologische flexibiliteit. Het onderscheid tussen werken met inconsistentie of het aanbieden van meerdere perspectieven is subtiel. Het werken met inconsistentie in een ACT behandeling zou kunnen leiden tot een inconsistente boodschap: wat je denkt is niet het probleem, maar het klopt niet. Dit zou de effectiviteit van defusie kunnen ondermijnen. Of dat zo is, moet blijken uit wetenschappelijk onderzoek.

Omdat de focus van defusie niet op waarheid ligt, kan defusie ook toegepast worden op gedachten, waarvan de waarheid niet ter discussie gesteld kan worden. Bijvoorbeeld wanneer iemand een levensbedreigende ziekte heeft en worstelt met de gedachte: ik ga dood. Deze gedachte is waar. En hij kan tegelijkertijd in de weg staan van waarde gerichte actie.

Defusie is meer dan alleen een focus op werkbaarheid. Het is ook de aandacht van iemand richten op het proces van denken, onder andere door het doorbreken van taalconventies. Je leert iemand zien hoe het gebruik van taal uitpakt en ons denken stuurt. Onderdeel van deze manier van defusie toepassen is het leren opmerken welke gedachten je hebt en op welke manier ze je beïnvloeden. Hoewel in CT het proces van denken veel minder aandacht krijgt dan in ACT, zien we deze functies wel terug in CT. In het proces van cognitieve herstructurering wordt mensen geleerd hun gedachten in kaart te brengen en wordt stilgestaan bij de invloed op emoties en gedrag. Het G-schema is een goed voorbeeld van een interventie waarin deze processen terugkomen. Het is de vraag of expliciet aandacht besteden aan het proces van denken een meerwaarde heeft boven de meer impliciete manier waarop dit binnen CT aan de orde komt.

Binnen CT worden cliënten aangemoedigd om in moeilijke situaties bewust gebruik te maken van helpende gedachten. Vanuit de RFT bekeken kan dit leiden tot paradoxale processen. RFT gaat uit van wederkerigheid van het leggen van relaties. Dit kan ertoe leiden dat als een ongewenste gedachte in relatie wordt gebracht met een helpende gedachte, de helpende gedachte de ongewenste gedachte gaat oproepen. Ook kan iemand zich uitgenodigd voelen om de ongewenste gedachte weg te drukken met de helpende gedachte. Gedachtenonderdrukking leidt tot het meer prominent worden van de gedachte, die wordt onderdrukt. Toch blijken mensen baat te hebben bij het gebruiken van helpende gedachten. Kennelijk maakt het uit op welke wijze mensen deze strategie inzetten. Het zou interessant zijn als we wisten hoe dit komt.

Er is dus heel wat overlap tussen de manier waarop binnen CT en ACT gewerkt wordt met gedachten en denken. Beiden helpen mensen bewust te worden van wat zij denken en hoe dit van invloed is op gedrag en emoties. Beiden helpen de aandacht van iemand te richten op informatie, die de persoon in eerste instantie niet ziet en vaak al beschikbaar is in het repertoire van deze persoon. Beiden helpen mensen te onderzoeken hoe behulpzaam gedachten zijn. Beiden bieden een ander perspectief aan.

Een belangrijk verschil is dat in ACT minder dan in CT gewerkt wordt met waarheid of inconsistentie, terwijl er meer en meer expliciet gewerkt wordt met bewustwording van het proces van denken en het aanbieden van meerdere perspectieven. Of de soms subtiele verschillen tussen deze processen uitmaken voor de effectiviteit van behandelingen, zal moeten worden onderzocht in wetenschappelijk onderzoek.

© J. A-Tjak

Foto: Lorenzo Quinn Sculpture La Main de Dieu